Lijfspreuk

"Tuinieren is de meest therapeutische, ecologische en opstandige daad
die je voor jezelf, je gezin en de maatschappij kan verrichten"
(Filip Muylle - Bliss)

zondag 21 september 2014

Zelf een bodemtest uitvoeren


Heb je pas bouwgrond gekocht dan zoek je best in de herfst uit wat de bodemvruchtbaarheid is van je tuingrond. Ook wie al langer een tuin heeft en wil nagaan welke planten nu écht passen in de eigen streek voert best een bodemtest uit.
Bodemvruchtbaarheid is de mogelijkheid om voedingsstoffen af te geven aan de planten. Die vruchtbaarheid wordt bepaald door chemische, fysische en biologische elementen.

De biologische elementen zullen we bespreken in een van de volgende berichten. De chemische samenstelling hangt af van de soort stoffen die zich in je tuingrond bevinden. Die stoffen zijn afkomstig van gesteente dat in de loop van duizenden jaren is uiteengevallen in minuscule stukjes of korreltjes. Men noemt ze mineralen. De verschillende mineralen zorgen dat je grond eerder zuur of eerder basisch is. Deze chemische samenstelling kan je zelf nagaan met een eenvoudige pH-test. Dit hebben we vroeger al eens beschreven: klik hier om dit nog eens na te lezen.

De fysische samenstelling zegt iets over de grootte van de korreltjes in je tuingrond. De kleinste deeltjes worden klei genoemd, de grootste noemt men zand en de deeltjes met een gemiddelde grootte noemt men leem. Hieronder beschrijven we een bodemtest waarmee je eenvoudig kan onderzoeken op welke bodem jij tuiniert.
Maak op een vijftal plaatsen in je tuin een putje van 15 cm diep. Steek met een plantenschopje telkens wat grond af langs de wand en doe het in een emmer. Haal er de plantenresten en steentjes uit en meng dan de grond goed door elkaar. Neem een grote bokaal met deksel en doe daar ongeveer een kwart liter van de verzamelde tuingrond in. Doe er water bij tot de bokaal bijna vol is. Voeg ook enkele druppeltjes ecologisch afwasproduct bij. Doe het deksel erop en schud de bokaal stevig tot je alleen nog een bruine vloeistof ziet.

  

Zet de bokaal op een plaats waar hij 24u kan staan zonder verplaatst te moeten worden. Gedurende die 24u zullen de gronddeeltjes neerslaan op de bodem. Na een halfuur zullen de zwaarste deeltjes – het zand – al op de bodem liggen. Ongeveer een uur later zal het iets lichtere leem bovenop het zand neerslaan. De volgende dag (24u later) is ook de laag gevormd die de lichte deeltjes bevat, de kleilaag. Boven de kleilaag krijg je bijna helder water. Je test is klaar. Nu ga je rekenen.


Markeer met een stift de bovenkant van de drie grondlagen. Meet de hoogte per laag, deel dit door de totale hoogte van de drie lagen samen en vermenigvuldig dan met honderd. Zo bekom je het percentage zand, leem en klei in je tuingrond. Als die samenstelling overeenkomt met de algemene bodemsamenstelling van je streek, dan is je tuingrond nog de oorspronkelijke grond. Is dat niet zo, dan heb je te maken met grond die recent of lang geleden is aangevoerd uit andere streken.

Zoals je ziet op onze foto hebben wij grond met veel zand (73 %) en ook voldoende leem (23 %) maar praktisch geen klei (4 %). Die samenstelling noemt men lemig zand.
We zijn benieuwd hoe jullie tuingrond is samengesteld. Je kan dit doen door jullie percentages te zoeken in een zogenaamde textuurdriehoek.